• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
Robby De Letter

Robby De Letter

Auteur

  • Home
  • Boeken
    • Boeken
    • Novelles
    • Korte verhalen
  • Word exclusief
  • Blog
  • Over de auteur
  • Rekeningopvuller
  • Contact
  • Show Search
Hide Search

Essay

Zijn ik en jij nog wij? (Essay)

20 maart 2021 Door robby Reageer

Als ik en jij wij zijn, hoe komt het dan dat de eenzaamheid in onze samenleving explosief toeneemt? Als ik en jij wij zijn, hoe komt het dan dat zoveel koppels hetzij getrouwd of samenwonend besluiten om uit elkaar te gaan? Als ik en jij wij zijn, waarom gaat de arbeidsvreugde dan zienderogen achteruit? Als ik en jij wij zijn, waarom pieken de zelfmoordcijfers dan als nooit tevoren? Zou het kunnen dat we vergeten zijn om samen een team, een koppel, een samenleving, een wij te vormen? Is het wel terecht dat we deze ommezwaai aan een materialistische cultuur kunnen toeschrijven of zelfs denken dat het een logisch gevolg van de veranderlijke omstandigheden vormt? Beminnen we onze naaste mens nog als onszelf of hopen we vooral de eigen persoon naar voor te schuiven in de veronderstelling dat het eigen geluk op anderen zou neerstralen? Wat als we zouden pogen om anderen gelukkig te maken? Wat als het geluk van een ander het eigen geluk zou vergroten? Wat als ik en jij terug een echte wij zouden vormen?

Het is meer dan tweeduizend jaar geleden dat Jezus Christus zichzelf voor ons aan het kruis heeft laten nagelen. Sindsdien hebben generaties mensen niet alleen geprobeerd om de zin van het leven te begrijpen, ze zochten tevens naar manieren om het maatschappelijk belang te dienen, althans dat lezen we in de geschiedenisboeken die ons zijn overgeleverd. Toch leek die visie vooral bij de laagste sociale klassen (als er al zoiets bestaat) van de maatschappij indruk te maken. Van zodra de individuele mens werd verheven, leek dat inzicht nogal te veranderen. Waarom nog aan een wij-cultuur meewerken als we daar door onze standing niet langer toebehoren? Contradictorisch kunnen we stellen dat die verhevenheid er alleen maar kwam door de genade van anderen, ofwel door de kracht van samenwerking en het geven van liefde. De mens zag zijn verhevenheid eerder als gevolg van een persoonlijke verdienste, waardoor hij een op zichzelf staande egocentrische cultuur ging vormen. Dat eigen koninkrijk waartoe hij zichzelf tot koning had uitgeroepen hield echter niet lang stand. Hoe kon deze sterveling namelijk veronderstellen dat anderen dat koninkrijk zouden volgen, laat staan beschermen door hun leven ervoor te geven?

Toch is de mens door de generaties heen niet zoveel geëvolueerd als we durven denken. We vinden het nog altijd belangrijk om een mooi huis te hebben, in een dure auto te rijden of naar verre bestemmingen te reizen. De kapitalistische structuur waar onze gemeenschap op gefundeerd staat verwacht namelijk dat we deze materialistische kijk gaan omarmen, niet alleen om de motor van de economie te voeden, maar vooral om te blijven streven naar koninkrijken die gedoemd zijn te mislukken. Wat is een samenleving waard die het belang van een facebookbericht over de promotie van een bepaald individu belangrijker vindt dan de hongersnood van een jong kind in Afghanistan? In onze verwende Westerse cultuur heeft de meerderheid geen levensbedreigende problemen, doch lijkt het niet kunnen kopen van dat kleedje of een vergetelheid van onze partner als een rechtstreekse bedreiging op onze individuele vrijheid. De buren kunnen het, waarom wij dan niet? Mijn collega krijgt het, waarom ik dan niet? Er lijkt iets grondig mis te zijn met deze ongegronde verlangens en toch weten we niet waarom we zo ongelukkig zijn?

Geluk wordt vaak gedefinieerd als een opperste staat van welvaart en welzijn, een droomleven waarin een uitmuntende gezondheid en een goed huwelijk slechts een basis vormen voor wat het leven nog bieden kan. Hoe zouden we nog ongelukkig kunnen zijn als een wereld aan spullen ons toebehoort? Waarom zou er nog ooit een traan over onze wangen rollen als die partner van ons de perfectie evenaart? Deze utopische veronderstellingen zijn op het eigen zijn gericht, want als ik gelukkig ben is mijn leven toch volmaakt? Hoe komt het dan dat de meest bevoordeelde personen op aarde met name rijke industriëlen, filmsterren en toppolitici niet weinig de zelfmoordgrafieken kleuren? Als het eigen zijn zo belangrijk zou zijn, waarom hebben we elkaar dan nog nodig?

Met droefheid aanschouw ik een wereld rondom mij waarin we niet langer weten wat het betekent een wij te vormen. Ik bestudeer deze zogezegd persoonlijke successen, waarbij het individu wordt gekroond, ondanks er uit zijn hart een waterval aan tranen stroomt. Vinden we de liefde in het eigen welbehagen of is het enkel troost die de wonde voor even moet bedekken? Misschien zijn deze vergankelijke paleizen niet zo waardevol als we hopen? Het zijn slechts bedenkingen over wat ik rondom mij zie, overpeinzingen over wat ik soms zelf doe, want het is niet de wereld die ons tot ellende richt, het zij wij die de wereld naar de verdoemenis helpen. Kunnen alle grote wereldproblemen zoals hongersnood, gebrek aan onderwijs, ongelijkheid, armoede, religieuze conflicten, oorlogen en klimaatverandering niet aan de mens worden toegeschreven? Zijn het niet wij die verleerd zijn om over de wereldbevolking te waken? Is het eigen ik zoveel waard dat we een wij-cultuur naast ons neer kunnen leggen? In dat geval is er geen hoop voor de mensheid, laat staan voor de aarde die ons als een geschenk werd overhandigd.

We pronken bij grote menselijke prestaties zoals de uitvinding van één of ander elektronisch apparaat, kijken met fierheid hoe zelfs de mens zijn eigen technologische evolutie niet langer kan bijhouden, staan versteld bij de optrekking van grote bedrijfsgebouwen en toch gaat het individu met het verlangen naar een betere morgen slapen. We zoeken liefde bij mensen die niet van anderen houden, vragen hulp aan zij die geen hulp willen bieden, koesteren hoop zonder hoop voor anderen te geven. Wat vrezen we te verliezen door onszelf te geven? Vanwaar komt de angst om niet alleen aan onszelf te denken? Natuurlijk geven we om anderen, want bij de tragische dood van een kind plakken we een sticker op ons facebookprofiel, natuurlijk kan die buur op ons rekenen zolang hij niet denkt dat we na dertig dagen nog om het verlies van zijn vrouw zullen rouwen en natuurlijk help ik mijn collega vooruit zolang die in mijn kielzog blijft wentelen.

Waar precies in de tijd zijn we vergeten om een wij te zijn? Wat heeft er ons toegebracht acteurs van een afgrijselijk toneelspel te worden, waarbij iedere morgen de toneelgordijnen worden opgelaten, hopend dat niemand ons malheureus leven zou herkennen voor de gordijnen weer worden neergelaten? Misschien leidt pijn de mens tot ongunstige beslissingen, waarbij we het overlevingsinstinct foutief interpreteren als anderen worden verheven of misschien is deze desastreuze ontwikkeling het gevolg van een strevingsdrang om zelf God te zijn? Over wat willen we precies heersen als onze broeders en zusters voor dood worden achtergelaten? Kennelijk hebben we geen idee waarom we ook maar iets doen, al weten we verdomd goed hoe we de troon van ons hart moeten bewaken. Wellicht kan een samenleving profijt halen als we die troon durven verlaten.

Wat als ik en jij niet ik en jij in een relatie zouden zijn? Wat als ik en jij een wij zouden vormen? Vooraleer we de wereld met welk idee dan ook willen veroveren moeten we de nieuw gevonden regel of in dit geval, de op te frissen wijsheid van weleer, aan de eigen situatie durven toetsen. Als we nog maar de eigen liefdesrelatie onder de loep houden en verwachten dat die liefdesrelatie de hoogdagen van de verliefdheid evenaart, mogen we de verschillen tussen die hoogdagen en nu durven zoeken en niet louter afgaan dat iedere relatie wel in een neerwaartse spiraal gaat terechtkomen. Zou het kunnen dat die neerwaartse spiraal door een eigen transformatie wordt bewerkstelligd? Wat we toen zochten hadden we nog niet en wat we nu hebben lijkt niet wat we zochten. Het is denkbaar dat de liefde, de vriendschap, het samenhorigheidsgevoel vernauwt wanneer het geroutineerd proces zijn intrede luidt. Is het dan niet al te makkelijk stellen dat die liefde, vriendschap of samenhorigheid niet is wat we oorspronkelijk dachten? Geloven we echt dat gewoonte een mantel der liefde over de huwelijksproblemen zal werpen of dat de vrijgevochten vrijheid van het individu de keuze openlaat om een beter alternatief te zoeken? Als iets of iemand niet aan de eigen vooropgestelde verwachtingen voldoet, zouden we dan niet beter een ander iets of iemand gaan zoeken? Dit lijkt een onbetwistbaar gegeven, maar beseffen we dan niet, dat we na verloop van tijd slechts ontoegankelijke droombeelden gaan creëren, waar geen enkel object of persoon nog aan kan voldoen?

Martin Luther King had een droom voor gelijkheid van allen, al was die droom het effect van raciale conflicten, Simone de Beauvoir pleitte voor de onafhankelijkheid van de vrouw en Gandhi heeft de weg voor het vredevol protesteren geëffend. Hoewel deze merkwaardige mensen de problemen van een samenleving durfden aankaarten, bracht de benoeming van een gebrek tussen de ene en de andere ook geen wij-gevoel teweeg. Zonder deze mensen had de geschiedenis er waarschijnlijk minder rooskleurig uitgezien, doch zorgden hun bijdragen enkel voor de opwaardering van bepaalde groepen die op zich als minderwaardig werden behandeld. Hoewel deze vrijheidsdenkers de ketens rond bepaalde groepen van mensen wilden losbreken zorgden zij er tevens voor dat deze groepen het ontegensprekelijk onrecht dat hen werd aangedaan naar de volgende generaties zouden doorsluizen, waardoor het nageslacht in een slachtofferrol werd geduwd. Dit zelfdestructief gedrag maakt dat bepaalde collectieven nog steeds geloven dat er ondertussen geen evolutie heeft plaatsgevonden en dat ze boven alles het onrecht dat aan hun voorouders werd aangedaan op de toekomstige generaties moeten verhalen. Het spreekt voor zich dat dit tribalisme een wij-cultuur in de weg staat.

Net als Martin Luther King heb ik ook een droom. Ik droom dat we niet langer met onze verschillen in de kijker lopen, dat we niet het eigen ik steeds op de voorgrond willen plaatsen, dat ik en jij een wij kunnen vormen. Als jouw probleem mijn probleem wordt hebben we een gezamenlijk probleem, als jouw verdriet mijn verdriet wordt rouwen we schouder aan schouder en als jouw promotie mijn promotie wordt is jouw geluk mijn geluk, worden jouw zegeningen op mij overgedragen en vormen we met z’n allen de clan waar de mensheid voor kan staan.

Ik droom dat jouw huis niet belangrijker dan het mijne hoeft te zijn, dat jouw kinderen als mijn kinderen worden behandeld, dat mijn liefde voor jou onze liefde kan zijn. Indien onze verschillen niet langer barrières, maar bouwstenen voortbrengen kunnen we samen het huis van de mensheid groothouden. Als we niet alleen samen groeien, maar ook samen vallen wordt het eigenzelf uitgeschakeld. Alleen dan geven we ons nageslacht een eerlijke kans om deze wereld werkelijk beter te maken, want de verwoesting van het mensdom en deze planeet zijn reeds zo groot, dat we eerst samen moeten ruimen wat we reeds hebben vernietigd.

Wat als we zouden durven vergeven? Wat als we niet langer omkijken naar het onrecht dat ons werd aangedaan? Wat als anderen de onrechtvaardigheid die wij hen hebben toegebracht zouden kunnen loslaten? Zou haat dan ook vanzelf verdwijnen? Dan zouden we als broeders en zusters van elkaar niets meer te vrezen hebben. Dan zouden ik en jij misschien terug een wij vormen.

De erfgenamen van het gebroken gezin (Essay)

6 maart 2021 Door robby Reageer

Het gezin is de hoeksteen van onze samenleving, het ijkpunt waarnaar we moeten streven, de allesomvattende basis van ons bestaan. Een leuze uit ver vervlogen tijden die door de moderniteit werd versplinterd. Sociologen duiden de toenemende welvaart als grootste probleem, religieuzen kaarten de opkomst van de goddeloosheid aan, terwijl de politiek naar nieuwe samenlevingsvormen blijft zoeken. Hoe houden we een samenleving waarin de duurzaamheid van het gezin een bijkomstigheid wordt staande? Tot de slachtoffers van een gebroken gezin behoren niet alleen de gewezen partners, maar vooral de erfgenamen, de vruchten van wat ze ooit de liefde hebben genoemd, de kinderen.

Wanneer de verliefdheid toeslaat is de mens niet langer in staat om de rede te laten zegevieren. Gedreven door deze nieuwe bron van liefde in zijn leven loopt het individu als een bezetene achter zijn prooi aan. Eerst slaan de hormonen toe, het gezonde verstand wordt met alle mogelijke middelen gesedeerd, de hoop gekoesterd dat deze nieuwe beleving weleens de langverwachte droom zou kunnen verwezenlijken. Een huwelijk of samenlevingscontract liggen in het verschiet, niet zozeer omdat men de duurzaamheid van zulk verbond heeft doorgenomen, eerder omdat de maatschappij het oplegt. Eenieder pakt zijn koffers en men besluit om onder een gezamenlijk huisnummer te gaan wonen. De setting staat klaar om het sprookje te laten beginnen.

Nadat de huisinrichting onder handen werd genomen, vrienden van zowel hem als haar op regelmatige basis werden uitgenodigd, alle restaurants en cafés in de buurt werden afgeschuimd wordt het tijd om een volgende stap op de ladder naar gelukzaligheid te nemen, de kinderen; ofwel het levende bewijs van de liefde. Het doel van hun samenzijn wordt hernieuwd, twijfels over elkaar worden de kop ingedrukt, zodat het huwelijksbed onbesmeurd blijft en het paringsritueel voltrokken kan worden. Seksuele activiteiten worden opgekrikt en zijn niet langer aan regels gebonden.

De slaapkamer, keuken, het nabijgelegen bos of zelfs een publieke toilet behoren tot de mogelijkheden om het doel te bewerkstelligen. Zolang het zaad kan worden ingebracht maakt het decor weinig uit. Na maanden van verplichte nummertjes brengt de gynaecoloog het verlossende nieuws. Uit de moederschoot van mama zal weldra een nieuw mensje worden geboren. Wazige echo’s met melancholische teksten worden op facebook geplaatst, waarop de wereld tot een algemeen besluit is gekomen: deze nog onderontwikkelde wurm is waarschijnlijk het meest ontroerende beeld dat ze ooit hebben waargenomen. Tijd voor een reorganisatie van het samenzijn, de bouw van een kinderkamer, het kiezen van meter en peter, het op touw zetten van een babyshower, de aanschaf van een volledig nieuwe garderobe waar de buik van mama nog in past. De wereld lijkt aan hun voeten te liggen, de ellenlange dromen over een voortreffelijk leven worden weldra tot waarheid geroepen.

Wanneer de boreling uit de baarmoeder van haar moeder wordt geperst lijkt de cohesie van het gezin compleet. De reacties op facebook waren terecht, dit engeltje door Gods handen geboetseerd is de vervolmaking van hun geluk. Als kersverse ouders stralen ze pure liefde uit, stellen alles in het werk om het geluk van dit kind te optimaliseren, prijzen henzelf gezegend voor de verkregen genade. In deze negatieve wereld waar relaties gedoemd zijn te mislukken, vormen zij het toonbeeld van de uitverkorenen, verdedigers van een vergane houden van cultuur.

Na enkele weken gelukzaligheid komt het echte leven om de hoek piepen. Het kind wordt ziek, het gekochte huis lijkt enkele gebreken te vertonen, vrienden en familie komen minder vaak langs. De furore van het nieuwe gezin wordt voor een onopvallend leven ingeruild. Het gezin steekt niet langer boven de massa uit en vraagt zich af of ze dat ooit wel gedaan hebben? Is er iets mis met de liefde voor elkaar, want facebook blijft de voorspoed van zijn leden uitspuwen of heeft het opvoedingstraject van het kind de hartstocht voor elkaar bekoeld?

Misschien is het tijd voor wat meer verplichte nummertjes, waaraan attributen en fantasieën kunnen worden toegevoegd of misschien moet het koppel vaker op stap gaan, de wereld verkennen, het oude leven van de verliefdheid weer oppikken. Er is echter één probleem want tijdens het acteerwerk om de passie opnieuw te laten oplaaien, begint het kind te huilen of snakt het naar een doktersbezoek. Alle inspanningen om de moedeloosheid van het gereguleerde bestaan te doorbreken lijken faliekant te mislukken. Misschien moeten ze minder moeite doen, het leven doorleven, zich voeden aan verhalen van vrienden en familie waar het sprookje ook werd doorprikt?

Zowel vader als moeder zoeken steun bij collega’s, hopend dat de gezamenlijke ervaringen waaraan ze allen onderhevig zijn, op zijn minst een soort van gemeenschappelijk begrip mag opleveren. Wanneer het potje van vrienden en gelijken is opgesoupeerd spat de ballon volledig uit elkaar. Waarom kunnen ze niet gewoonweg gelukkig zijn? Ze zijn het toch ooit geweest. Misschien kan professionele hulp en de nodige medicatie een uitkomst bieden, moet het pad van de reconciliatie worden aangewend of misschien kan de creatie van een nieuw kind al hun problemen oplossen. Alleen komen er nu nog minder mensen op kraambezoek, worden er minder cadeaus in ontvangst genomen, komt de afgrond waaruit ze geklauterd waren sneller dichterbij.

Die morgen in de spiegel wordt het plots duidelijk. De liefde is weg, als een dief uit het hart gestolen en het schip waarop ze ooit triomfeerden wordt tot zinken gebracht. Niemand staat langer aan het roer van deze vergane glorie en de telescoop wordt bovengehaald, zoekend naar een nieuwe wederhelft die alle problemen zal oplossen. Nu pas voelen ze de liefde waarnaar ze zochten, de hartstocht waar hun hart naar hunkerde, het luisterend oor waaraan de soap van het vroegere leven kan worden verteld.

De eerste maanden gaan vlekkeloos voorbij, want elke tegenslag kan op de scheiding van het vroegere leven worden verhaald. Twee kampen strijden voor de erfgenamen van het gebroken gezin, waarbij op theatrale wijze het eigen kunnen voor de rechter wordt uitgespeeld. Ik ben namelijk de betere ouder en het probleem lag bij het afgezworen kwaad, de fout van mijn verleden. Nadat de rechter een vonnis heeft geveld, de advocaten voldoende werden gespekt en met een valse handdruk het toekomstig succes hebben toegewenst, kan het nieuwe leven beginnen.

De kinderen krijgen een koffer toegewezen, hun enige metgezel tijdens de onophoudelijke reis, want thuis is niet langer thuis, thuis is weg. Vanaf vandaag worden ze tussen twee kampen gekatapulteerd, die elk een deel van het verleden herbergen. In de toegewezen koffer vinden ze relikwieën van wat ooit geweest is, een leven zonder zorgen, de oorsprong van hun bestaan. Als avonturiers krijgen ze de taak om die twee nieuwe werelden te gaan verkennen. Werelden die op het eerste zicht overeenkomsten met vroeger lijken te hebben, werelden waaraan nieuwe personen worden toegevoegd.

Stiefouders -en kinderen vormen samen met hen een nieuw samengesteld gezin. Er worden leuke dingen georganiseerd opdat het theater van de nieuwe liefde in stand kan worden gehouden. Toch blijkt die nieuwe liefde na verloop van tijd dezelfde gebreken te vertonen, alleen moet het lukken, al is het maar om de schijn te kunnen ophouden. De rugzak van de nieuwe liefde blijkt vol met herinneringen van diens oude leven te zitten, herinneringen die niet kunnen worden genegeerd. Het duurt niet lang vooraleer ook dit leven met zijn eigen problemen wordt geconfronteerd. Tijdens de kinderloze weken worden de erfgenamen van het oude huwelijk ontzettend gemist en wordt de voorziene opluchting met een traan weggepinkt.

Het besef komt dat het nieuwe niet zo nieuw lijkt te zijn, dat het nieuwe slechts een opgemaakte versie van het oude blijkt te zijn, dat ook dit nieuwe sprookje stilaan uiteenbarst. De eigen kinderen worden meer naar zich toegetrokken, hopend daarin de vergane ouderlijke kwaliteiten te kunnen herstellen, maar misschien is het te laat, zijn de kinderen te groot, hebben ze te veel doorstaan en geleerd dat ouders onbetrouwbaar kunnen zijn. Misschien willen ze niet meer als erfgenamen van het gezin worden beschouwd, staan ze aan de start van hun eigen leven met een eigen toekomst en een eigen sprookje.

Kinderen zijn niemands bezit, noch kunnen zij verplicht worden om de keuzes van hun ouders onvoorwaardelijk te accepteren. Als ouders hebben we echter wel de plicht om het begane pad van ons nageslacht te effenen, hen te begeleiden, klaar te staan wanneer ze ons nodig hebben. Zij zijn de leerlingen van onvolmaakte meesters, die op hun beurt de lessen van het leven aan hun kinderen zullen moeten overdragen. Waarom dwingt de maatschappij om oude wonden snel te hechten? Waarom zoeken we reeds naar oplossingen tijdens perioden van rouw? Misschien, heel misschien is het beter om niet overhaast beslissingen te nemen, de erfgenamen van het oude leven niet onmiddellijk te verbasteren en tijdens de herbronning te genieten van onze kroost. Zij zijn namelijk ons hoogste goed, het existentiële bewijs dat we hier ooit geweest zijn, de schatten van ons hart. Alleenstaande ouders zijn geen verworpelingen der aarde. Zij erkennen het gegeven moment als een kans tot leren, een kans om betere ouders te worden, een kans tot groei.

Foto: Jessica Rockowitz

[footer_backtotop]

Copyright © 2021 · privacybeleid · De snelheid van deze site wordt door hawkhost voorzien