Is er een conflict tussen geloof en wetenschap?

·

Gaan geloof en wetenschap hand in hand?

Gelovigen en wetenschappers lijken zich automatisch van elkaar te vervreemden. Het ene valt moeilijk met het andere te rijmen. Hoe dat precies komt lijkt niemand goed te weten. Van oudsher hebben wetenschappers en gelovigen elk aparte standpunten ingenomen. Kan de moderniteit hier verandering in brengen? Wetenschappers beantwoorden de hoe vraag, terwijl gelovigen zich met de waarom vraag bezighouden. In elke leer zitten gaten en de aanhangers ervan, proberen die met man en macht te dichten. Alleen kunnen niet alle vragen worden beantwoord. Is er een conflict tussen geloof en wetenschap of maken we onszelf iets wijs?

Wie is God?

Misschien is dat wel de moeilijkste vraag die iemand kan stellen. Wie is God en hoe sta ik in verhouding met hem? Nadenken over het godsbegrip is nadenken over het eigen bestaan. God lijkt in elke traditie iemand anders en toch blijft hij steeds dezelfde. Het zijn namelijk interpretaties van mensen en religies die hem verschillend maken. Als we aan God denken komen volgende begrippen naar boven:

Toch blijft God over het algemeen een abstract begrip. Aan dat begrip kunnen we bepaalde zienswijzen linken. Zo is de liefde van God een algemeen erkend gegeven. In de eerste brief van Johannes lezen we dat God liefde is, de rest is geschiedenis. Er is een zekere almacht als we over God spreken, maar eveneens een weerloze overmacht. Zo kan God alles wat hij wilt, maar lijken die beslissingen niet altijd in lijn met onze verwachtingen te liggen.

Een betrokken God

God is betrokken bij zijn schepping
foto door Greg Rakozy

Als God liefde is mogen we aannemen dat hij bij zijn schepping betrokken is, misschien wel op een rechtvaardige en vergevende manier. Hij is de troostende hand waartegen we kunnen rusten. Toch blijkt niet iedereen daarvan overtuigd. Sterker nog, er zijn wetenschappers die het bestaan van God in twijfel trekken. Nochtans zijn wij beeld en gelijkenis van God, met andere woorden van dezelfde soort.

Wetenschap en God

Wetenschappers onderzoeken de hoe vraag. Daarvoor hanteren ze specifieke processen met eigen wetenschappelijke gewoontes en hypothesen. Natuurlijk wordt de wetenschap voor een uitdaging geplaatst, wanneer men de godsvraag wil beantwoorden. Men kan God namelijk niet in een bokaal plaatsen en testen of het werkelijk om God gaat. Daardoor stellen bepaalde wetenschappers de mogelijkheid van een God in twijfel of pretenderen ze zelfs dat God helemaal niet bestaat. Toch zijn er ook wetenschappers die een sterk geloof koesteren.

Enkele voorbeelden van gelovige wetenschappers zijn:

  • Albert Einstein
  • Blaise Pascal
  • Francis Bacon
  • Galileo Galilei
  • Gregor Mendel
  • Isaac Newton
  • Louis Pasteur
  • Werner Heisenberg
  • Ronald Fisher
  • Charles Townes 
  • Nicholas Copernicus
  • Rene Descartes

Het Godsbegrip en de wetenschap

Het godsbegrip brengt ons altijd bij de mens. Theologen denken over God, antropologen over de mens. Als we ontdekken wie we zijn, krijgen we een andere visie op het godsbegrip. Het durft weleens te botsen tussen theologen en wetenschappers, omdat geen van hen een allesomvattend antwoord kan definiëren. God is namelijk ondefinieerbaar, iets waar de wetenschap zich nooit bij zal willen neerleggen. Dat is ook normaal aangezien de wetenschap zichzelf tot doel stelt alles te willen verklaren. 

Geloven door het oog van de geschiedenis

Voor de moderniteit (17e eeuw) hoefde geloven in God niet in vraag te worden gesteld. Alles wat is en zou komen kwam van God en daar moest men verder niet over nadenken. Sinds de moderniteit werd God uit het centrum gehaald. De mens begon zijn rede (rationaliteit) te ontdekken. Alles wat zichtbaar was kon worden verklaard, al hetgeen onzichtbaar was werd secundair. 

Vandaag leven we in de post moderniteit. We bevatten enkel hetgeen we kunnen zien, hetgeen we met onze zintuigen kunnen waarnemen. Al het andere bestaat niet of is nog niet te verklaren. Het is een mentaliteitswijziging die de onzichtbare realiteit hypothekeert. Nietzsche sprak over de dood van God. Heidegger noemde het eerder de afwezigheid van God. Martin Buber had het over godsverduistering.

Atheïsme van Nietzsche

Deze beweging heeft de beweging achter het atheïsme in gang gezet. Vanaf dan weigerde de samenleving nog langer een plaats aan God te geven.

Het atheïsme zei zelfs dat er helemaal geen God was. Dan hadden we nog het nihilisme, dat geen enkele waarde of zin aan het leven gaf. God werd als het ware doodgezwegen. Komende van een wereld waar God centraal stond was dit een serieuze kentering. 

Nietzsche was één van de weinigen die de moed bezat om de consequenties van het nihilisme in te zien. Hoewel hij een overtuigd atheïst was, stelde hij zichzelf de vraag wat er zou gebeuren indien de mens zich volledig van God zou losmaken. Zonder die oriëntering worden we naar alle kanten geslingerd. We dwalen dan door het eindeloze niets. Zonder geloof in God is de wereld kouder geworden. We mogen dus stellen als het geheim van God verdwijnt, ook het geheim van de mens zal verdwijnen. 

Denken over God

Op zich zouden zowel gelovigen als wetenschappers blij mogen zijn, want iedere zijde is door de geschiedenis verplicht geweest, over God te gaan nadenken. Men kan niet zomaar veronderstellen dat men God stap per stap kan bewijzen.

Bij elke godsvraag komt een deel voorzienigheid kijken. De mens had zelf nooit op het idee van een God gekomen, wanneer zijn omgeving hem daartoe niet had gedwongen. We kunnen kiezen om de traditie met haar Bijbelse grondslag klakkeloos te volgen of we kunnen onze oogkleppen afdoen en voor openbaring openstaan. Natuurlijk kan de traditie een aardige aanzet geven, maar ze hoeft niet langer allesomvattend te zijn. 

Wie verdedigt wat? 

Verschillende zienswijzen veronderstellen een andere verdediging van de feiten. Voor de verlichting ging men de godsverklaring verdedigen. Kijk maar eens naar de wonderverhalen van Jezus of herinner u hoe groot koning David is geworden. Men stortte de geloofsovertuiging over de mensen uit. Justinus was één van de grote geloofsverdedigers binnen de apologie. 

Na de verlichting aanvaardde men niet langer wonderverhalen omdat ze simpelweg niet te bewijzen vielen. Men poogde wel het mysterie van God te bevatten, als daar afdoend bewijs tegenover stond. Het spreekt voor zich dat dit niet te vinden was, althans niet volgens de geijkte procedure van de wetenschap. 

Sindsdien lijkt er weinig veranderd. Geloofsverdedigers blijven zich nog steeds voluit op de Bijbel concentreren en wetenschappers willen niet van hun zienswijze afzien. De ene groep beschuldigt de andere van naïviteit, terwijl geen van hen een allesomvattend antwoord kan formuleren. 

Wat betekent het om in God te geloven? 

Durven geloven in God wil zeggen dat er geen bewijzen nodig zijn om God te verklaren, want die wetenschap zit als het ware in ons zijn vergrendeld. Hoewel de wetenschap het niet bestaan van God niet kan verklaren, blijven ze wel bij hun standpunt, want evolutie en God gaat volgens de wetenschap niet samen. Dat is nogal vreemd als je de Bijbelverhalen ter hand neemt, waarin we een constante evoluerende mens mogen aanschouwen. 

De sociaaleconomische gevolgen volgens Marx 

Volgens de marxistische filosofie durft het geloof in God niet alleen door tijd, maar volgens de veranderende sociaaleconomische wereld weleens te veranderen. Wanneer die sociaaleconomische omstandigheden beter worden zou dat geloof vanzelf verdwijnen. Er is geen nood meer aan een troostende overheerser, want alles gaat toch goed. Hij gaat zelfs van een bepaalde passiviteit van de mens uit, want zolang er een God is, heeft de mens geen behoefte om de handen uit de mouwen te steken en op die manier zijn sociaaleconomische omstandigheden te verbeteren. Marx ziet godsdienst als opium voor het volk, een troost die het volk zichzelf verschaft naarmate de verhoudingen waarbinnen een samenleving leeft verslechteren.

Hoewel sociaaleconomische omstandigheden geloof kunnen beïnvloeden, stellen we vast dat er zowel bij een rijke als arme bevolking gelovigen te vinden zijn. Marx geeft de mens bijna onwereldse mogelijkheden wanneer hij stelt dat het individu in staat is om zijn sociaaleconomische gevolgen te beïnvloeden. Natuurlijk bestaat die potentie gedeeltelijk, al kunnen we er niet vanuit gaan dat ieder individu een bijna messiaanse taak op zich kan nemen. 

Het spreekt voor zich dat marxistische ideeën met de christelijke ideologie onverzoenbaar zijn. Christenen geloven namelijk dat ze door de enige echte Messias, de Zoon van God, gered zijn. 

Hoe denkt de kerk over God?

Kan de mens zonder God slagen? Kan hij door een louter zelf bemiddelend optreden zijn eindigheid overstijgen? Om die vraag te beantwoorden zoekt de kerk nog steeds naar de ultieme vereenzelviging van God, met name de liefde. Johannes zei treffend: God is liefde. Maar wat betekent die liefde voor de kerk?

De kerk stelt zijn hoop in Jezus Christus, die voor de zonden van de wereld, aan het kruis is gestorven. Het is volgens haar de ultieme vorm van liefde, want Christus heeft zich voor ons allen opgeofferd. In strijd met God, Christus, alle engelen en heiligen staat een duivels wezen dat men Satan noemt. Om aan de grilligheden van dat wezen te ontkomen is het individu van de genade afhankelijk. Een genade die door God gratuit wordt gegeven.

Kennis van God

De kennis over God is op geen enkele wijze in tegenspraak met de waardigheid van de mens, omdat die waardigheid in God zijn fundament en voltooiing vindt. Door de scheppende God wordt de mens met verstand en vrije wil in de maatschappij geplaatst. Als kind van God zoekt hij leven met Hem, want die deelneming geeft een gelukkig bestaan.

Verder kijkt men als christen uit naar de eindtijd (eschatologische verwachting), wat natuurlijk het belang van ons leven op aarde niet vermindert. Het is echter de vervulling, want het eeuwig leven wordt daar kenbaar. De raadsels van leven en dood, schuld en pijn blijven tijdens dit leven onvatbaar, wat niet weinig tot wanhoop leidt.

Inderdaad, de verschillende spanningen, die op de moderne wereld drukken houden verband met de diepere disharmonie, die wortelt in het hart van de mens. Want juist in de mens zelf woelen er allerlei tegenstrijdige elementen. Van de ene kant immer ervaart hij als schepsel op allerlei wijzen zijn beperktheid: van de andere kant voelt hij zich onbeperkt in zijn verlangens en geroepen tot een hoger leven.

Gaudium et Spes, Pastorale Constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd H 21, 10

Daarom is het volgens de kerk belangrijk om die verbondenheid met God en Christus te zoeken, want bij het ontbreken van een goddelijk fundament en de hoop op eeuwig leven lijdt de bestaansreden van de mens ernstige schade.

Katholieken en protestanten geloven anders

Hoewel bepaalde denkwijzen tussen katholieken en protestanten nauw aan elkaar verbonden zijn is er één groot verschil. Hoe kunnen we het heil van het eeuwig leven verwerven?

Bij de katholieken zal men door te geloven en te werken zeggen, terwijl protestantisme naast geloven een totale overgave wenst. Protestanten spreken niet over goede werken. De “goede werken” die de mens doet kunnen immers nooit waardevol genoeg zijn om nog maar iets van dat heil te verwerven. Het is dus een pure overgave aan de genade van God.

Katholieken geloven in een band tussen God en mens, want de mens heeft de potentie om zijn geloofszintuig te cultiveren. De mens heeft de capaciteit om met God in contact te komen en moet dat geloofszintuig als dusdanig activeren. Bij het protestantisme gebeurt alles van bovenuit.

Gelovige wetenschappers, is geloof en wetenschap onverzoenbaar?

De wetenschap stoelt op haar empirisch waarheidsbegrip. Nochtans lijkt de wetenschap ook zijn grenzen te kennen, want niet alles is empirisch te verklaren. Elke empirische vaststelbaarheid gaat samen met duiding en interpretatie van de wetenschapper. De wetenschap zoekt naar een beredeneerd bestaan, terwijl de theologie naar een redelijk begrip zoekt. Hoewel niet alle wetenschappers atheïsten zijn, hebben wetenschappelijke leerstellingen bijgedragen dat de mens zich verder van God ging verwijderen.

Galileo Galilei

Een eerste groot conflict tussen de geloofsleer en de opkomende natuurwetenschappen werd door Galileo Galilei (1564-1642) ingezet. Hij was een astronoom die op basis van ontdekkingen van Corpenicus en Kepler het Bijbels gefundeerde geocentrisch wereldbeeld in twijfel trok.

Hij stelde vast dat niet de zon rond de aarde, maar de aarde rond de zon draait. De toenmalige congregatie van de geloofsleer vond dat niet amusant, waarop hij waarschuwingen kreeg en in Rome zijn stelling voor de paus moest komen uitleggen. De congregatie hield zich aan het Bijbelse denken vast. Uiteindelijk kreeg Galileo Galilei huisarrest, omdat de paus een duidelijk precedent wilde stellen.

Het is een pijnlijke bladzijde uit de kerkgeschiedenis omdat de kerk een wetenschapper wou corrigeren door de hoe vraag te analyseren. in 1992 heeft Paus Johannes paulus II zich hiervoor geëxcuseerd.

Een nieuwe manier van denken

Binnen het huidig wetenschappelijk onderzoek blijven we vasthangen aan een deterministisch kader, waarbinnen oorzaak noodzakelijkerwijs tot een gevolg moet leiden. Een vaste wetmatigheid waarvan men zich niet wil losmaken. Nochtans is er een andere dimensie in deze wereld, een werkelijkheid die aan dat deterministisch kader ontsnapt.

Het is een bepaalde vorm van vrijheid om te mogen denken dat niet alles verklaarbaar moet zijn. Hier opent zich een mogelijkheid tot een meer transcendente verklaring. Natuurlijk moeten we niet alle deterministische gaten gaan opvullen met ze aan God toe te schrijven. Een nog niet verklaarbare waarneming hoeft de facto niet religieus te zijn.

Moderne wetenschappers zien in dat niet alles te verklaren valt en misschien hoeft dat ook niet. Daarvoor hebben we wel een zeker geloof in die andere dimensie nodig, vooraleer wetenschappers haar kunnen aanvaarden.

Conclusie:

Wie God is zullen we in dit leven nooit volledig kunnen verklaren. Ons intellect en onze vrijheid als mens zullen die vraag op één of andere manier altijd betwisten. Sinds oudsher proberen wetenschappers de hoe vraag en religieuzen de waarom vraag te beantwoorden. Twee verschillende uitgangspunten met twee verschillende antwoorden.

God is aanwezig in zijn schepping. Hij is het fundament en het einddoel van alle leven. Wetenschappers willen alles verklaren, maar in dat opzet zullen ze nooit slagen. Dat komt omdat we in een dynamische wereld leven, een wereld die aan verandering en godsinterventie onderhevig is. Wanneer men 1 probleem heeft opgelost, volgen alweer 5 nieuwe problemen.

Gelovigen en wetenschappers kunnen nochtans de handen in elkaar slaan. Wetenschappers hoeven niet perse atheïstisch te zijn en gelovigen kunnen elke wetenschappelijke ontdekking aan de hand van hun hemelse vader duiden.

Wie wat verdedigt is onbelangrijk, zolang de realiteit van beide wegen wordt erkend. De kennis van God is noch door de theologie, noch door de wetenschappen verklaard. Zelfs binnen religieuze kringen zijn er verschillende opvattingen. Tevens zijn gelovige wetenschappers minder schaars dan we zouden denken.

We moeten een nieuwe manier van denken proberen te ontwikkelen, waarbij noch het één noch het ander als absoluut wordt erkend. We zijn allen zoekende in een wereld die constant in verandering is.

Hoofdfoto door Ben White





Doneren

Doneren is geven en doet zoveel meer dan je denkt. Elke euro heeft de kracht om het leven van jou en zoveel anderen te helpen.

Leef het leven waar je van droomt!

Ga met mij op stap en krijg iedere week de tips en tricks die je nodig hebt om de persoon te worden die je altijd al wilde zijn.

Comments

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *