Psalm 73: Altijd ben ik bij U

·

Bespreking van Psalm 73

In psalm 73 worstelt Asaf met de discrepantie van Gods goedheid en de welvaart van de goddelozen. Ook wij worden vaak door de schijn van deze wereld bedrogen. Anderen die niets in het teken van God of voor de naaste doen, lijken een fantastisch leven te leiden, waarbij weelde, geld en glorie aan hun voeten liggen. In psalm 73 ziet Asaf dat de misleiding van de wereld het pad van de wettelozen naar de ondergang leidt.

Structuur psalm

  • 1-2: lofbetuiging – conclusie
  • 3-12: de aanstoot aan de welvaart van goddelozen
  • 13-16: eigen twijfels en beperktheid van de psalmist
  • 17-26: Ogen psalmist gaan open en ziet het werkelijk lot der goddelozen
  • 27-28: Vrucht van de wijsheid

Komt voor in het derde boek der psalmen 73-89. Psalm 73 is een dankbetuiging/wijsheidspsalm.

Wat zegt de psalm over de psalmist?

De psalmist vertelt over zijn:

Fouten/tekortkomingen:

  • Maar ik – ik was bijna uitgegleden, het scheelde niets of ik was misgestapt (v.2).
  • Ik was jaloers op die opscheppers, zag hoe goed het de bozen vergaat (v.3)
  • Ik bewaarde mijn hart vergeefs zonder smet, ik waste vergeefs mijn handen in onschuld (v.13)
  • was ik een domoor, een dwaas, was ik als een rund tegenover U (v.22)

Lijden:

  • want ik word de hele dag gekweld, ik word getuchtigd van morgen tot morgen (v.14)
  • Toen mijn hart verbitterd was en mijn nieren verstoord (v.21)

Verbroken relatie met God:

  • Maar als ik zo denk en spreek zou ik ontrouw zijn tegenover uw kinderen. (v.15)
  • En proberen dit alles te begrijpen, was een opgave die ik niet aankon (v.16)

Door zijn persoonlijke keuze doet hij geen eer aan Gods kinderen. De term “kinderen” geeft de intieme relatie van God met het volk van Israël weer. Hij zou zelfs de gedachten van de goddelozen onderschreven hebben. Zijn trouw aan de gemeenschap heeft hem tot dusver geleid en al kan hij God op dit moment niet zien, vindt hij troost bij de gelovige gemeenschap.

Ogen die opengaan:

  • tot ik binnen mocht gaan in Gods heiligdom en merkte hoe het hun verging. (v.17)
  • ze worden op een glibberig pad en in het verderf gestort (v.18)
  • ze vallen en gaan neergang tegemoet (v.19)
  • hun waanbeelden worden aan de waarheid onderworpen (v.20)

Deze ommekeer komt voort wanneer hij het werkelijke lot van de goddelozen mag aanschouwen. In het teken van oordeel en dood ziet het leven er helemaal anders uit. De psalmist ziet het bestaan van de mens onder het aspect van het eeuwige leven. De uiterlijke schijn hoort in Gods Koninkrijk niet thuis.

Wat vraagt Hij aan God?

Asaf heeft eigenlijk maar twee vragen voor God:

  • Wie anders dan U heb ik in de hemel? Wie anders dan U wil ik op aarde? (v.25)

Het zijn vragen waar hij door zijn openbaring al een antwoord op heeft verkregen. Hij heeft immers het lot dat uit het leven der bozen voortkomt mogen aanschouwen. Hun leven is een theaterstuk zonder innerlijke rijkdom. Een bewustzijn zonder voelen, een gedachtegang zonder inhoud, een bestaan zonder toekomst. Hun fundamenten zijn zwak, hun geluk is slechts schijn, hun leven een verloochening tot het uiterste.

Waartoe engageert de psalmist zich?

De psalmist engageert zich om van Gods werken te getuigen, nu hij van de waarheid, de werkelijke rijkdom en het ware geluk heeft mogen proeven.

  • Mijn rijkdom is de nabijheid van God, tot de Heer GOD heb ik mijn toevlucht genomen. Van al uw werken zal ik getuigen. (v.26)

Wat zegt de psalmist over God?

  • God is goed voor de rechtvaardigen, goed is Hij voor de zuiveren van hart.(v.1)

De psalmist erkent de goedheid en rechtvaardigheid van God. Dit is eigenlijk een conclusie op wat de psalm nog zal brengen. Het is een geloofsbelijdenis die de grondtoon van de psalm weergeeft. Op God kan men vertrouwen, de mens daarentegen durft al eens te wankelen.

  • En dan zeggen ze nog: ‘Wat deert het God? Is er wel iets dat de Hoogste deert? (v.11)

Hij vertelt over hoe de goddelozen over God denken. Ze ontkennen zijn alwetenheid niet, maar vragen zich af of Hij wel in hun individueel welzijn is geïnteresseerd. Deze illusie verbreekt de persoonlijke relatie van mens met God.

De psalmist had bijna het pad van de “ontwrichten der aarde” gevolgd, maar na Gods openbaring zal hij weer het pad van God eerbiedigen, standvastig op zijn verworven wijsheid gestoeld. Achtereenvolgens zal God:

Beschermen

  • Want altijd ben ik bij U, U pakt mijn rechterhand vast. (v.23)

Leiden

  • U leidt mij volgens uw plan, uiteindelijk neemt U mij met glorie op (v.24)

Zijn enige toevlucht zijn

  • Wie anders dan U heb ik in de hemel? Wie anders dan U wil ik op aarde? (v.25)

Dit belichaamt zijn herwonnen vreugde door een hernieuwde relatie met God. Wie tot God behoort, heeft alles wat hij nodig heeft.

  • Al vergaan mijn lichaam en mijn hart, de rots van mijn hart, mijn erfdeel, blijft God voor altijd. (v.26)

God is de ultieme prijs, het antwoord op alle vragen die de menselijke vermogens te boven gaan. Wat hij ook verliest, zij het zijn menselijke vlees (Naardense vertaling) of het verworven materialisme, God blijft voor altijd.

Tenslotte geeft hij het lot van elk individu dat weigert Gods weg te gaan:

  • Wie U ontloopt komt om; wie zich van U afkeert verdelgt U (v.27)

Wat is de interne dynamiek van de psalm?

Deze psalm van Asaf is een dankbetuiging voor de wijsheid die hij mocht verwerven. Vanaf het begin van psalm 73 wordt een duidelijke conclusie vooropgesteld. Een sterke getuigenis van een man die geleerd heeft om zich aan God te onderwerpen, ondanks de tegenslagen en twijfels die lang zijn menselijk bestaan hebben gedomineerd. Gaandeweg wordt hij in de ware betekenis van het leven onderwezen. Twijfel had Asaf bijna het pad van de bozen doen opgaan, in de veronderstelling dat zij zonder zorgen (v.12) leefden. Hun macht leek te versterken, terwijl hij dagelijks werd gekweld (v.14). Zijn dwaasheid (v.22) was een gevolg van verbittering (21). Hij wou niet uit dezelfde droom als de goddelozen ontwaken (20), maar koos het plan van God (v.24).

Wat zijn de beginwoorden van de psalmist?

De openingsvers van Asaf is ook onmiddellijk zijn zwaarbevochten conclusie. Door gebed heeft hij God’s openbaring kunnen aanschouwen. God is goed en rechtvaardig (v.1) voor de zuiveren van hart. De psalmist beschrijft bijna zijn geloof verloren (v.2) te hebben, na het observeren van de bozen der aarde (v.3). Ondanks hun opschepperij (v.3), verwaandheid (v.6) en hun waanideeën (v.7) lijkt het hen goed te vergaan. In tegenstelling tot Asaf hanteren ze boosaardige spot (v.8), die desnoods met een mantel van geweld (V.6) wordt bijgestaan. In deze onrechtvaardigheid voelt de psalmist zich verlaten, terwijl hij occasioneel de bozen bestudeert. Naarmate de psalm evolueert blijkt er een ware transformatie bij de psalmist plaats te vinden. De vernietiging van de bozen is nabij en hun leven is vergankelijk. Ze zullen niet doorstoten naar het tweede niveau, maar gaan de dood (v.27) tegemoet.

Wat is de eindsituatie van Asaf? Wat zijn de eindwoorden van de psalmist?

Versen 27-28 besluiten Psalm 73 met de vrucht van de wijze. Wie zich ver van God verschuilt of afkeert (v.27) zal in een moment (v.19) worden vernietigd, terwijl degenen die deelnemen aan Gods bestel naar een eeuwig leven kunnen uitkijken. Het is een gelovig ja of neen formuleren op het heilsaanbod dat de Heer ons aanbiedt. Wie de boodschap van het koninkrijk van God verstaat, zal van zijn werken (v.28) getuigen.

De personen die het plan van God volgen, zullen met glorie (v.24) worden opgenomen. Ze zullen als het ware hun toegang tot bet huis van God hebben verdiend. Deze onvergankelijkheid staat in schril contrast met het lot van de bozen. Geld, weelde, pracht en praal betekenen in de ogen van onze Heer niks en zullen in een enkele schittering als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Wat zijn de veranderingen die zich hebben voorgedaan en wat zijn de motiveringen daarvan?

Ondanks de conclusie die de psalmist in vers 1 weet te bewerkstelligen, worden we pas na het lezen van de psalm wijzer. Zijn jaloersheid (v.3) had hem bijna tot de vergankelijkheid verdreven. Verzen 3-12 getuigen dan ook van zijn oorspronkelijke gedachtegang na het observeren van de goddelozen:

  • Ze hebben geen armoede en zijn genoeg doorvoed (v.4)
  • Lijden is hun vreemd en worden niet geplaagd (v.5 – Naardense vertaling)
  • Ze laten iedereen zien hoe belangrijk ze zijn (v.6 – halsierraad is uiterlijke schijn)
  • Geweld wordt niet geschuwd om hun doel te bereiken (v.6)
  • Ze zijn trots en niet hartelijk voor hun medemens (v.7)
  • Hemel en aarde behoren volgens hun visie tot hen (v.9)
  • Al het voorgaande laat mensen tot hen komen zodat ze ook dit alles kunnen hebben (v.10)
  • Zonder schroom veroordelen ze God (v.11)
  • Zonder zorgen wordt hun macht op aarde groter (v.12)

Asaf vertelt dat hij bijna in de val van de bozen was getrapt (v.2), maar zoals we in vers 23 zien ‘Want altijd ben ik bij U,’is dit nooit echt gebeurd.

Hij was bijna verleid omdat zijn goede hart blijkbaar nergens toe leidde (v.13). Dit deed hem bijna concluderen, dat het geen zin had om een goed mens te zijn. Er waren echter verschillende redenen waarom hij daar anders over begon te denken:

  • God was altijd bij hem (v.23)
  • Wanneer de bozen hem aanlokten, voelde hij komend verraad t.o.v. God (v.14)
  • Hij zou op die manier de goede Israëlieten hebben geschaad (v.15)
  • Zijn nadenken hierover bracht alleen ellende teweeg (v.16 – Naardense vertaling)

Alles verandert in vers 17 wanneer hij het huis van God naar binnen gaat en het werkelijk lot van de bozen kan aanschouwen (motivering). God verraste hun in een ogenblik (v.18-20): het ene moment zijn ze daar, het andere moment zijn ze vernietigd (v.19). Wanneer ze uit hun droom ontwaken (v.20), komt de waarheid naar boven.

De psalmist geeft vervolgens zijn fouten toe (v.21-22) en heeft berouw. Hij was dom (v.22), dwazig en vergelijkt zichzelf met een beest (v.22 – Naardense vertaling). Zijn hart (gedachten) en zijn nieren (lichaam) hebben hem pijn gedaan, maar het was zijn eigen fout. God was altijd bij hem. Dit duidt hij met volgende motieven aan.

  • God is zijn gids en houdt zijn hand vast (v.23-24)
  • God zal hem in glorie opnemen (v.24 – Naardense vertaling)
  • God geeft hem alles wat hij ooit nodig heeft (v.25-26)
  • God maakt hem sterk (v.26)

Vers 27 geeft het lot van de mensen die zich van God afkeren weer. Zij hebben geen toekomst en gaan hun eigen vernietiging tegemoet.

In vers 28 komt zijn volledige wijsheid naar boven. Hij neemt zijn toevlucht tot God en zal getuigen over zijn werken. God zal hem beschermen en het is beter om dicht bij God te staan, dan zijn leven aan geld en macht over te geven. In een enkel moment kan het verworven materialisme weg zijn, want echte rijkdom ligt in de nabijheid van God

Welke stijlfiguren ontdekken we?

Parallellisme

  • Wie anders dan U heb ik in de hemel? Wie anders dan U wil ik op aarde? (v.25) Synoniem parallellisme
  • Al vergaan mijn lichaam en mijn hart, de rots van mijn hart, mijn erfdeel, blijft God voor altijd. (v.26) Antithetisch parallellisme

Woordherhalingen binnen dezelfde vers

  • Ja, God is goed voor de rechtvaardigen, goed is Hij voor de zuiveren van hart. (v.1)
  • Anderen moeten zwoegen – zij niet, anderen worden geplaagd – zij niet. (v.5)
  • En dan zeggen ze nog: ‘Wat deert het God? Is er wel iets dat de Hoogste deert?’ (v.11)
  • Ik bewaarde mijn hart vergeefs zonder smet, ik waste vergeefs mijn handen in onschuld (v.13)

Woordherhalingen tussen verschillende verzen

Maar ik – ik was bijna uitgegleden, (v.2)

U zet hen, voorwaar, op een glibberig pad, (v.18)

Metaforen:

De welvaart van de bozen wordt in termen van zwaarlijvigheid uitgedrukt:

  • hun tors is weldoorvoed (v.4 – Naardense vertaling)
  • hun ogen puilen uit het vlezig hoofd (v.7)

Hun goddeloosheid:

  • hangt als verwaandheid rond hun nek (v.6)
  • hun welvarend bestaan is vergankelijk als een droom (v.20);
  • terwijl God een rots (v.26) en een oord van toevlucht (v.28) aanbiedt.

Hij portretteert zijn levenswandel als een reis, ook al wordt er nergens een beginpunt vermeld. Het is een weg die hem bijna doet struikelen

  • Maar ik – ik was bijna uitgegleden, het scheelde niets of ik was misgestapt.(v.2)

In vers 18 is het aan de bozen om uit te glijden:

  • U zet hen, voorwaar, op een glibberig pad, U stort hen neer in het verderf.

Zijn reis houdt halt aan God’s heiligdom:

  • tot ik binnen mocht gaan in Gods heiligdom en merkte hoe het hun verging. (v.17)

God is vanaf dan bij hem, zelfs wanneer in zijn bijzijn, hij zichzelf als een dom beest voorstelt (v.22). Metaforisch houdt hij zijn hand vast (v.23) en leidt hem (v.24).Bij God zijn is de rots (v.26) van zijn hart en hij neemt toevlucht (v.28) in zijn oord.

Psalm 73 bezongen

In 2014 werd psalm 73 in de Dominicanenkerk in Zwolle opgenomen. Het lied heeft ook als titel ‘Nu blijf ik bij U voor altijd’. Men zingt over Gods genade door er altijd voor de mensen te zijn, ook als mensen daar halsstarrig niets van willen weten.



Doneren

Doneren is geven en doet zoveel meer dan je denkt. Elke euro heeft de kracht om het leven van jou en zoveel anderen te helpen.

Leef het leven waar je van droomt!

Ga met mij op stap en krijg iedere week de tips en tricks die je nodig hebt om de persoon te worden die je altijd al wilde zijn.

Comments

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *